Tuesday, October 20, 2015

De gelukkige klas, Theo Thijssen

De gelukkige klas (school-land 2), Theo Thijssen
Ik vond dit een heerlijk boek! Eindelijk! De vorige boeken die ik las waren soms wel vermakelijk, soms redelijk geschreven, maar deze overtreft ze allemaal op grootse wijze. Het boek is heerlijk geschreven, met geloofwaardige personages, een mooie woordkeus en een goede opbouw. Daarnaast is het ook nog eens in dagboekvorm geschreven. En het werkt geweldig! De meeste boeken in dagboekvorm die ik heb gelezen zijn tamelijk ongeloofwaardig opgebouwd. Maar als iemand me had verteld dat dit boek een écht dagboek was, van Theo Thijssen, had ik ‘m nog geloofd ook. Het komt allemaal erg natuurlijk over, en ik heb me echt laten hechten aan een fictief karakter.
Eigenlijk gebeurt er helemaal niet zo veel in dit boek. Het is gewoon een doorsnee leven van een leraar daar en toen. Maar toch vond ik het heerlijk om te lezen, door de rijke manier waarop eigenlijk hele simpele gebeurtenissen beschreven zijn.
Nog een voordeel van de dagboekvorm is dat de gevoelens en waarnemingen van de hoofdrolspeler rijkelijk beschreven kunnen worden, omdat hij het zogenaamd zelf opschrijft.

Samenvatting van Jessica. Ik vind hem zelf matig, maar er staat “zeker weten goed” bij, dus doe deze maar.
Meneer Staal, docent in hart en nieren, geeft les op een Amsterdamse school. Hij leeft echt voor zijn vak en doet er alles aan om zijn leerlingen zo goed mogelijk te ontwikkelen. Toch is dit niet altijd makkelijk. De Amsterdamse school waarop hij les geeft is namelijk geen standaard school. Er zitten veel arme leerlingen bij hem in de klas die stinken en zelfs geen geld hebben voor een verjaardagstraktatie. Dit is dus iets waar hij heel voorzichtig mee om moet gaan.
Omdat meneer Staal heel erg van zijn beroep houdt wil hij zijn ervaringen in de klas vast leggen in een dagboek. Op een dag begint hij dus met het schrijven van een dagboek. Hij schrijft er niet elke dag in, maar probeert toch wel wekelijks verslag te doen van zijn docentschap. De vrouw van meneer Staal mag echter niet weten dat hij bezig is met het verslag doen van zijn lessen. In het geheim schrijft hij dus in zijn dagboek. Zijn vrouw denkt dat hij bezig is met het leren van de Franse taal.
Ook de school ontwikkelt zich alsmaar verder en verder. Er is een nieuwe regel gekomen waardoor de docenten de lessen bij moeten houden in een klassenboek. Per les moet een andere leerling in het klassenboek de les meeschrijven, zodat de directeur uiteindelijk kan zien wat er in de klas uitgevoerd wordt. Meneer Staal vindt dit in de eerste instantie grote onzin, maar besluit toch maar om eraan mee te gaan doen. Sinds die regel is er een schema opgesteld waarin elk kind aan de beurt komt met lessen maken in het klassenboek.
Regelmatig maakt meneer Staal zich zorgen en uit hij deze zorgen tegenover zijn vrouw. Zijn vrouw staat er heel erg nuchter in en probeert zich niet zo met alle problematiek te bemoeien. Tot grote ergernis van meneer Staal moet hij zijn eigen onzekerheden wegzetten en er zo veel mogelijk proberen te zijn voor zijn leerlingen.
Doordat hij regelmatig zo onzeker is en zich geen houding weet te geven in zijn klas, valt hij regelmatig uit tegen de leerlingen. Wanneer iets hem niet zint begint hij te schreeuwen tegen de leerlingen waardoor ze onmiddellijk luisteren. Achteraf heeft hij daar weer spijt van waardoor hij het weer goed probeert te maken.
Op een gegeven moment vragen de leerlingen zich af wanneer hun meester jarig is. Al jaren hebben ze meneer Staal als docent, maar nog nooit heeft hij getrakteerd in de klas. Aangezien de leerlingen zo aandringen en meneer Staal het eigenlijk ook wel leuk vindt om de kinderen te verrassen, besluit hij om met de kinderen naar dierentuin Artis te gaan. De hele middag verblijft hij hier met de kinderen. De kinderen vinden het één groot feest. Aangezien ze thuis allemaal arm zijn maken ze zoiets nooit mee. Meneer Staal zorgt ervoor dat dierentuin Artis echt een onvergetelijke dag wordt voor alle kinderen.
Daarnaast zorgt meneer Staal er altijd voor dat alle leerlingen een persoonlijke ansichtkaart krijgen wanneer ze jarig zijn. Omdat de kinderen zo arm zijn dat ze hun verjaardag vaak niet kunnen vieren, vindt hij het een mooi gebaar om de kinderen toch nog blij te kunnen maken met een ansichtkaart.
Na een lange tijd gaat meneer Staal zich zorgen maken om Louis. Hij is vaak afwezig op school en blijkt ziek te zijn. Hij heeft allerlei open wonden op zijn lichaam waardoor hij op een gegeven moment niet meer naar school kan komen. Omdat meneer Staal het ontzettend rot vindt voor Louis, besluit hij om regelmatig bij Louis thuis langs te gaan. Hier naartoe neemt hij boeken voor Louis mee zodat hij af en toe nog kan lezen. Na een hele lange tijd komt Louis uiteindelijk te overlijden door zijn open wonden.

Ik vond het moeilijk om het betoog 4 minuten te maken… het kan wel, maar dan moet ik in herhaling vallen of te veel uitwijken. Ik kan nog niet genoeg sterke argumenten vinden om 4 minuten mee te vullen.

De Gelukkige Klas van Theo Thijssen is een geweldig boek. Ik zou zeggen: de beste Nederlandse fictie in dagboekvorm.
Basisschoolleraar Staal schrijft over z’n lesmethodes, maar ook vooral over zijn observaties van de kinderen.
De Gelukkige Klas is uiterst geloofwaardig beschreven. Het is inderdaad fictie, maar zou zomaar waargebeurd kunnen zijn, zowel qua gebeurtenissen als qua schrijfstijl. De dingen die gebeuren zijn namelijk best logische dingen voor die tijd. Het is niet zoals bij Suske & Wiske dat aan de hoofdpersoon doorlopend ongelooflijke dingen gebeuren of zoiets. Ook de stijl is voor een dagboek heel logisch. Soms is de stijl erg verschillend van aantekening tot aantekening, omdat Staal zich anders voelt. Ook kunnen er soms weken tussen twee stukjes zitten, of komen er juist meerdere kort achter elkaar. In ieder geval komt het volkomen natuurlijk over, wat toch geen koud kunstje is.
De personages die in het boek voorkomen, zijn allemaal erg realistisch. Naast de leden uit het gezin heeft ook iedere leerling in Staal’s klas een uitgebreide personaliteit, wat zeker veel toevoegt aan de geloofwaardigheid. Mooi is dat het toch geen stereotypen zijn. Personages zijn divers, maar wel logisch. Verder is het heel goed wat Theo Thijssen doet aangaande de ontwikkeling van personages. In boeken met veel verschillende karakters met elk een eigen persoonlijkheid, komt het gevaar dat personages statisch worden. Maar als je een leerling uit het begin van het boek vergelijkt met diezelfde leerling uit het eind van het boek, zie je dat de leerlingen wel veranderd zijn, en toch nog steeds duidelijk dezelfde persoon zijn. Ook dit voegt weer veel toe aan de geloofwaardigheid.
In dit boek gebeuren niet heel veel spannende gebeurtenissen. Er gebeuren natuurlijk wel uitzonderlijke dingen, maar dat is niet waar dit boek zijn respect aan te danken heeft. Het gaat ‘m om de geweldige beschrijvingen van dingen. Je kijkt met Staal mee, je denkt met Staal mee, je voelt met Staal mee. Zo sterk zijn de formuleringen en de beschrijvingen.
Er zit ook humor in dit boek. Staal is een leuke kerel, dus hoe hij dingen zegt in z’n dagboek is vaak zeker vermakelijk.
Hoewel in dit boek niet veel duidelijk spannende dingen gebeuren, is het toch nooit saai. Dit komt omdat Staal natuurlijk altijd wel dingen heeft om over na te denken, om zich zorgen over te maken, om zich over te verwonderen. En om zijn denken mee te beleven is heerlijk.

Saturday, August 22, 2015

Balansverslag vwo 5

Nou, daar gaan we weer.
Vier Nederlandse literaire boeken gelezen sinds m’n vorige leesautobiografie, Van den Vos Reynaerde niet meegerekend, en nu maken we een zogenaamd balansverslag op.

Ik ben sinds m’n leesautobiografie denk ik niet echt meer van lezen gaan houden, ik lees immers nog steeds erg weinig omdat ik het nu moet. Er is toch iets in het studentenbrein dat iets moeten anders doet voelen dan iets mogen. Wat ik wel heb geleerd is dat ik nu wel zeker weet dat als ik een boek voor m’n plezier lees, dat dat dan vrijwel altijd een Engels geschreven boek zal zijn. Niet alleen omdat de taal voor mij fijner is, maar ook omdat de keus toch wel vele malen breder is, en er veel meer tussen zit wat mij aanstaat.
Maar als ik even goed nadenk over het lezen van vorig jaar, weet ik eerlijk gezegd nog steeds niet zeker of ik literatuur wel begrijp. Ik bedoel, als ik een goed boek lees, vind ik dat wel leuk en mooi en zo, maar ik heb niet echt het idee dat ik diepere betekenissen vind. Die steeds weer terugkomende dingen en verwijzingen die mevrouw Jansma ons destijds aanwees in Het Gouden Ei zijn mij bijgebleven als voorbeelden van dingen die je gewoonlijk tegenkomt in literatuur. Maar dergelijke, laat ik maar zeggen, easter eggs, heb ik sindsdien niet echt gevonden. Terwijl Het Gouden Ei op lezenvoordelijst.nl als niveau 3 is beoordeeld, en ik ook boeken van niveau 3 en 4 heb gelezen. Dus misschien snap ik het eigenlijk nog wel niet zo goed. Maar kan ik het helpen? Voor zo ver als ik me kan herinneren – en dat kan ik erg ver – hebben we niet echt les gekregen in het ontdekken van die kleine dingetjes, en het doorzien van de diepere bedoelingen van literatuurschrijvers. Maar het is aan de andere kant ook weer niet zo dat ik boeken niet begrijp.
Van de boeken die ik tot nu toe heb gelezen, was de 4e sowieso mijn favoriet. Dat is De gelukkige klas van Theo Thijssen, waarover ik het boekverslag nog moet schrijven. Erik of het klein insectenboek vond ik ook wel leuk, en Er zit geen spek in de val was eveneens niet slecht. Als je meer wilt lezen over mijn meningen over die boeken kun je de andere berichten op deze blog lezen.
Omdat we voor het vak Nederlands (-e taal en cultuur? Die volledige namen weet ik nooit zeker…) van elke schrijver maar een boek mee mogen laten tellen, lees ik van elke schrijver ook maar een boek. Sorry, maar als ik een literair boek lees, dan lees ik een die meetelt voor de lijst. Daardoor heb ik van elke Nederlandse literatuurschrijver dus maximaal een boek gelezen, en heb ik niet echt een favoriete schrijver.
In mijn leesautobiografie schreef ik dit: Ik hou van boeken met diepzin en raadsels, zolang het niet over moord en doodslag gaat. Ik voel me fijner bij boeken met een wat meer gedateerd taal-gebruik. Ik denk dat ik het zeker nog eens ben met bovenstaande, ook al heb ik sinds schrijven geen enkel boek gevonden dat voldeed aan die voorkeuren. Ik heb me sindsdien wel gerealiseerd dat een boek waarin niet zoveel spannends gebeurt ook erg interessant kan zijn – mijn eigen leven is immers al spannend genoeg – zolang het maar goed geschreven is.
Ik heb van vakantie een grote stapel boeken meegenomen, maar ze nog niet echt doorgekeken. Meestal heb ik niet echt boeken waar ik van tevoren zin in heb, maar soms wel boeken waar ik tegenop kijk. Als een boek een provocerende of schokkende titel of cover heeft schrikt dat mij sowieso gelijk af.
Nog steeds probeer ik uit alle macht boeken te vinden, want het is niet makkelijk. Bij Engels had ik het helemaal niet erg gevonden als ik 4 boeken per jaar zou moeten lezen: graag zelfs! Er zijn meer dan genoeg boeken die ik graag wil lezen en die me zeker aantrekken. Maar bij Nederlands is dit niet het geval. Er is op het moment geen enkel boek dat ik graag zou willen lezen. Ja, misschien wel. Ik zou nog wel eens iets van Theo Thijssen willen lezen. Maar dat heb ik al gedaan, dus dat mag niet voor de lijst.
Nog steeds lees ik veel minder dan vroeger, omdat ik nu een iPad heb om mijn vrije (en soms niet zo vrije) tijd aan te besteden. Ik denk dat ik als ik m’n examen gehaald heb weer meer ga lezen, maar geen Nederlands.

Maar hoe dan ook, ik ben blij met die grote stapel van vakantie meegenomen, want er zullen vast wel wat passende boeken bij zitten. En als ik dan naast het monstervak Muziek nog wat tijd over heb, zal ik zonder zeuren een paar verslagjes schrijven. Als tenminste de becijfering aangepast wordt!


Post post post post post post

Jaar twee van de blog... wat ik doe is gewoon eerst schrijven in Word, en dan kopiëren hier heen. Werkt prima, alleen het plaatje moet even anders.

Sunday, May 24, 2015

Dorsvloer vol confetti

Dorsvloer vol confetti
Franca Treur

Ik vond dit boek van alle boeken die ik tot nu toe voor Nederlands gelezen heb sowieso het minst interessante. Het is een erg lang boek, en er zit niet een erg duidelijke verhaallijn in. Eigenlijk gebeurt er niet zo veel, en is het gewoon een beschrijving van iemands normale leven.
Natuurlijk is die iemand niet een heel standaard iemand, aangezien ze orthodox gereformeerd gezindte is, en ook nog eens op een boerderij woont. Dus op zich is het wel interessant om een kijkje te nemen in hun levensstijl. Maar dit boek heeft niet bepaald de lengte voor “een kijkje”.
Het is wel goed geschreven, en niet voorspelbaar. Soms is het even onduidelijk wat er nou gebeurt omdat de verhaallijn nog wel eens opeens verspringt, maar dat houdt je oplettend.
Ik zou eigenlijk niet weten of dit boek een goed beeld geeft van de orthodox gereformeerd gezindten, aangezien ik me niet kan herinneren er ooit een ontmoet te hebben.

Samenvatting van Kees van der Pol.
Er zijn eigenlijk twaalf verhalen die de inhoud van de roman vormen. Daardoor is er misschien wat minder samenhang in de samenvatting van het boek.

Katelijne Minderhoud is 12 jaar en woont in een klein dorp op een boerderij. Ze is het enige meisje in een gezin met 7 kinderen en ze heeft drie broers boven zich en drie onder zich. Ze spreekt steeds vrij afstandelijk over haar ouders met termen als “de vader”en “de moeder.” Toch zijn het geen vervelende mensen en in zekere zin best warm. De moeder lijkt wat harder dan de vader.
Moeder heeft wel erg veel aandacht voor haar tuin. De jongens in het gezin lijken niet al te slim en Katelijne is een van de weinige kinderen die graag een boek leest.
Ze moeten als gezin vaak twee of zelfs drie keer per zondag naar de kerk en in het eerste hoofdstuk slapen ze tussen twee diensten door thuis. Er komt een Duits echtpaar met een ziek zoontje vragen of ze op het erf mogen staan, omdat er nergens plaats op een camping is. Katelijne denkt dat ze er goed aan doet (De Barmhartige Samaritaan en het Kerstevangelie) maar als haar ouders uit bed komen vinden ze het niet leuk. Immers tussen geloven en belijden gaapt een gaatje. 's Avonds zijn de Duitsers weg.

Katelijne heeft van haar vaders kant nog een oma die niet ver weg woont en altijd heel hard werkt. De opa is jaren geleden overleden, toen hij bedwelmd werd door de giftige dampen van de gierput. Aangezien Katelijne haar broertjes op dat spoor gezet had, voelt ze zich ook nog eens schuldig aan de dood van opa. Haar oma is strak in de leer en citeert lustig uit de onvolprezen Bijbel. Ze heeft een Statenbijbel waar ze erg trots op is. Helaas wordt die in een van de hoofdstukken gestolen. Katelijne spreekt haar oma moed in: als de dief gaat lezen in de Bijbel, zal het wel goed komen. En inderdaad wordt de Bijbel teruggebracht bij de politie.

In het gezin is een duidelijke indeling van het werk: Katelijne moet al het huishoudelijke werk opknappen. De jongens doen helemaal niets. Daar baalt ze wel van. Als ze bij haar tante in de stad mag logeren, ziet ze dat het ook anders kan. Daar is de sfeer veel vrijer. De buurvrouw van tante heet Gloria en die leest haar sprookjes voor. Dat vindt Katelijne prachtige verhalen, maar thuis denken ze daar heel anders over. Sprookjes zijn zondige verhalen.

Haar vader verkoopt melk (eerste klas melk) en koeien. Ze vindt het altijd leuk als de veekoopman komt. Die vertelt leuke anekdotes en doet in de tussentijd zaken met haar vader. Ze vindt haar vader veel te soft en hij doet de koeien te goedkoop weg. Ze zou wel eens willen ingrijpen bij zo’n verkoop.

Op school leert ze eigenlijk wel het meeste. Ze krijgt ook een vriendin (Suzanne); om indruk te maken fantaseert ze veel (het zijn bijna leugens) Suzanne blijft toch wel een beetje op afstand. Naar haar ouders kan Katelijne soms brutaal uithalen. Ze hoort ook een keer waarom ze nooit met de andere opa en oma van haar moederskant wordt geconfronteerd. Een broer van haar moeder is homo en dat vindt haar vader onacceptabel. Alleen haar oudste broer Rogier krijgt altijd een cadeautje toegestuurd. Hij krijgt een keer een boek over de oorlog en Katelijne pakt dat ’s avonds bij hem weg. Ze leest over verraad in de Tweede Wereldoorlog. De volgende dag staat zij op om haar vader te halen. Ze helpt goed, maar vergeet de stal af te sluiten waardoor de koeien losbreken en er veel ellende komt. Als ze het huis binnenloopt, leest haar moeder een verhaal aan de andere kinderen voor dat zij in haar schrift geschreven heeft. De broers vinden het maar vreemd dat hun zusje schrijft.

Katelijne is ook slimmer dan haar broers. Bij de Citotoets scoort ze een vwo-resultaat. Op school waarschuwt de meester voor alle verleidingen van de buitenwereld (popmuziek, Led Zeppelin, The Beatles, maar ook relipop) Thuis lachen haar ouders om dat feit. Die vinden “Yellow Submarine" van The Beatles best leuk. Het nummer zou over seks en drugs gaan en Katelijne weet nog niet wat dat is.
Op Tweede Pinksterdag gaan ze uitrijden met de auto. In Westkapelle ziet ze een man die ze wel leuk vindt om te zien. Ze baalt ervan dat ze altijd met haar stomme broertjes moet optrekken. Ze vraagt of ze bij hem mag wonen: ze kan alles in het huishouden. “En wat kun je op seksgebied?" vraagt de man. Ze schrikt ervan en ’s avonds vraagt ze God om vergeving van haar zondige gedachten.

Rogier wordt verliefd op een dom meisje (Jannemieke) die van een strengere kerk is dan zij zijn. Jannemieke blijft soms slapen en dan moet ze bij Katelijne in bed. Rogier komt er echter ook wel eens bijliggen en dan hoort ze de twee verliefden aan elkaar friemelen. Op een dag knoeit ze met kauwgom en dat komt in het haar van Jannemieke. Uiteindelijk moet er een stuk van het haar af en dat vindt Jannemieke een zonde. Rogier maakt de verkering uit.

Niet lang daarna is er een ouderlingenbezoek: dat motief komt al in andere romans voor (o.a. Maarten ’t Hart). Het zijn echte griffo’s en Katelijne blijft met een aantal theologische vragen zitten.

Toch komen de verleidingen steeds groter op haar af. Ze moet een keer met haar broer Jeroen medicijnen in Middelburg ophalen. Op de terugweg gaan ze over de kermis. Van schoolvriendjes van Jeroen krijgen ze cola (met alcohol) te drinken. In een kermisattractie worden ze daarna doodziek. Thuis hoort haar moeder van een kennis dat ze op de kermis zijn geweest en Katelijne krijgt straf.

Rogier die het boerenbedrijf wil leiden, is een voorstander van kunstmatige inseminatie bij het bevruchten van koeien. Zijn ouders zijn tegen, maar kunstmatige inseminatie is veel efficiënter, vindt Rogier. Om indruk te maken blijft Katelijne leugenachtige verhalen verzinnen.

Haar broer Christiaan heeft verkering met Petra. Maar ze is ineens zwanger. Dat is een schande en die moeten ze belijden in een volle kerk. Daarna moeten ze trouwen (Petra is nog maar net 16 jaar) en om de kosten te drukken zullen ze de bruiloft thuis op de boerderij vieren (“ons Zeeuwen bent een bietje zuunig”). Katelijne draagt haar steentje bij: ze maakt 5 schoenendozen vol confetti met een perforator. Ze wil die over de dansvloer strooien. Met haar oma spreekt ze nog een keer over haar opa en verzint een soort bekeringsverhaal van opa om oma gerust te stellen. Misschien is opa die niet zo gelovig was toch wel in de hemel.

Het huwelijksfeest speelt zich af op de dorsvloer. Katelijne heeft een plannetje gemaakt om de confetti over het bruidspaar te strooien, maar dat dreigt nog bijna te mislukken. Ze heeft haar broer Rogier daarvoor nodig en dan is het resultaat ook nog dat een melktank leeg loopt. Aan het einde dwarrelt de zelfgemaakte confetti toch op de dorsvloer.

C. Brief aan hoofdpersoon
Hoi Katelijne.
Ik heb het boek over jou gelezen: dorsvloer vol confetti.
Ik zit namelijk in gymnasium 4 en moest een literatuurboek lezen, en hier kwam mijn Beppe (Fries voor Oma) mee aanzetten.
Ik heb geen idee hoe het nu met je gaat – je bent circa 30 jaar neem ik aan – maar ik zal schrijven op grond van het boek.
Het lijkt me moeilijk om als enig meisje tussen zes broers te zitten, al helemaal als die broers en de vader zoveel aandacht aan iets anders moeten besteden. Ik snap wel waarom je minder betrokken werd bij het boerderijleven, omdat meisjes over het algemeen gewoon minder goed zijn in dat soort werk. Dat geldt waarschijnlijk ook voor jou, aangezien je vwo advies kreeg.
Ik denk dat jij veel handiger bent met woorden dan met daden, en daarom is het op zich onfortuinlijk op een boerderij op te groeien. Toch denk ik dat het ook zijn mooie kanten heeft gehad.
Aangezien je vader zo veel aandacht aan het boerenleven moest besteden, vind ik het erg jammer dat je moeder ook zo weinig aandacht voor je gehad lijkt te hebben. Nou ja, er waren genoeg taken te doen… maar “family bonding time” lijkt alleen op Zondag te gebeuren, en ook dan is het moeilijk om aandacht te krijgen in een gezin van 9, terwijl een meisje dat in de pubertijd komt die positieve aandacht juist zo hard nodig heeft.
Ik denk dat het goed is dat je veel las, om toch wat van andere levensstijlen mee te krijgen. Ik heb het idee dat jullie voor het grootste deel haast compleet afgesloten waren van de buitenwereld, en dat je ouders daar eigenlijk ook wel blij mee waren. Maar het is wel duidelijk dat je thuis niet genoeg sociale interactie had, dus denk ik dat logeerpartijen als naar tante erg belangrijk zijn geweest. Het is goed om soms eens ergens anders te zijn.
Ik denk dat het wellicht ook goed zou zijn geweest om om te gaan met meer niet-orthodoxe christenen, of zelfs heidenen. Door naar gereformeerde kerk, school en familie te gaan, loop je het gevaar in een tunnelvisie terecht te komen. Volgens je ouders en je meester moest je wegblijven bij alles wat je zou kunnen verleiden, maar ik denk dat het soms goed is om juist kennis te maken met die dingen. Als je maar één levensstijl kent zul je nooit weten of het de goede is. Ik denk dus dat een paar heidense vriendinnetjes erbij geholpen zou kunnen hebben om dingen in het juiste perspectief te plaatsen. Maar ik begrijp dat je ouders dit hoogst waarschijnlijk niet toegestaan zouden hebben.
Toch denk ik dat het goed is dat je gekozen hebt om bij je ouders te blijven. Soms kun je het idee hebben dat je ouders verschrikkelijk zijn, maar behalve in gevallen van duidelijke kindermishandeling is weglopen vrijwel nooit de juiste optie. Probeer je eens in te denken wat er gebeurd zou zijn als je met die man aan het strand meegegaan zou zijn… dan is bij je eigen ouders blijven toch maar beter.
Ik vindt het apart dat jullie de bijbel zo goed kennen, maar er vaak niet naar lijken te handelen. Ik denk dat het goed was dat je die Duitsers op het terrein hebt gelaten, maar je vader leek alleen maar aan zijn schatten op aarde te denken.
Iets wat ik erg jammer vindt is dat je zoveel liegt. Misschien is dit tunnelvisie aan mijn kant, maar ik heb het gevoel dat louter waarheid meer heelt en minder stukmaakt dan leugens met een kleine kern van waarheid, of een detail dat in ieder geval wel klopt. Het is raar dat je lijkt te weten dat dit niet goed is, maar toch door gaat. Wat je je oma aandeed vind ik heel erg. In eerste instantie leek het haar misschien op te beuren, maar ik denk echt dat dit niet goed was. Het oordeel ligt sowieso bij God, jullie hoeven daar niet over te piekeren, dat had je oma ook wel kunnen vertellen. Maar dat verhaal… was echt schrijnend. Je hebt tegenover oma, opa en God gelogen, in een kwestie die je oma zo nauw aan het hart lag.
Ik hoop dat je het ooit nog hebt beleden, ook al kan ik me voorstellen dat dit verschrikkelijk moeilijk zou zijn. Maar ik denk dat het ook moeilijk is te leven met die leugen, want ik ga er van uit dat je geweten dat je toch niet heeft laten vergeten.
Ik heb het gevoel dat je erg kwetsbaar was puber zijnde, en makkelijk misbruikt had kunnen worden. In situaties als aan het strand en op de kermis is het duidelijk dat je erg naïef bent. Maar daar kan ik jou de schuld niet van geven, dat komt gewoon omdat je zo weinig ervaring had met de wereld buiten gereformeerd thuis, kerk en school.
Ik hoop dat jij geen slechte gevoelens had en hebt tegenover hervormden, welke je vader wel leek te hebben. Jullie aanbidden tenslotte allemaal dezelfde Vader, Zoon en Geest, en het is niet aan jou over andere mensen te oordelen omdat hun levensstijl anders is dan de jouwe. Voordat ik deze brief af ga sluiten, zou ik graag nog een laatste ding zeggen: blijf dicht bij God. Ik begrijp het volkomen als er door het moeizame verleden in de orthodox gereformeerde wereld een afstand is gekomen tussen jou en God. Maar onthoudt dat je vertrouwde levensstijl niet de enige is. Als je dat op het moment niet doet, zou ik je aanraden weer eens naar de kerk te gaan. Als je je niet meer thuis voelt in de gereformeerde omgeving, zou je eens naar een evangelische gemeente in de buurt kunnen gaan. Ik zelf ben baptist, maar ik heb geen hekel aan gereformeerden, verre van. Het mooie is dat ik weet dat het niet gaat om al die kleine Farizeeërsregeltjes. Je mag tenslotte bij Jezus horen door genade, niet omdat je zonder zonden leeft, want dat doet niemand. Natuurlijk betekent dit niet dat je gewoon moet doen waar je zelf zin in hebt: probeer in je levensstijl Jezus te volgen. Wat dit betekent is dat je weet dat niet je levensstijl de reden is, maar genade. En die regeltjes die je meegekregen hebt vanuit je gezin, zijn niet wet meer. Denk bijvoorbeeld aan de talloze keren dat Jezus iemand beter maakte op de sabbat. Waarom zouden jullie dan niet bij wijze van uitzondering het hooi binnen mogen halen op zondag?
Oh, en als je nog steeds problemen hebt met liegen: belijdt je zonden. Je weet dat het niet goed is, dus vertel het God. Hij zal je sterken en je helpen de enige ware weg van waarheid te volgen.
Ik zou graag een brief terug krijgen om te lezen hoe het nu met je gaat!
~David


Tuesday, April 7, 2015

Erik of het klein insectenboek

Erik of het klein insectenboek, Godfried Bomans.

Ik vind dit een mooi boek. Het is goed geschreven en blijft interessant.
Erik leert steeds nieuwe insecten kennen, die allemaal heel verschillend qua gewoonten en persoonlijkheid zijn. De schrijver lijkt zich echt ingeleefd te hebben in de verschillende insecten. De karakters zijn stuk voor stuk interessant, en ook Erik is een fijn persoon om over te lezen. Ik vind dit boek fijner dan Spek in de val omdat het hier een stuk makkelijker is om in het verhaal te komen, en het te volgen.
Toch zit hier zeker wel diepgang in, en soms gebeurt er iets onverwachts waar je even wat langer over na moet denken voordat je het begrijpt. Of je leest gewoon door, natuurlijk.
Ik vind de moraal van dit verhaal ook erg mooi, en het is erg goed uitgewerkt.
Ook is het duidelijk dat meneer Bomans wel heel wat weet van dit onderwerp. Of hij zoog alles uit zijn duim natuurlijk, dat is in zijn geval ook redelijk aannemelijk. Maar de informatie in dit boek komt zeker geloofwaardig over, wat knap is, ook omdat in de tijd van schrijven de technologie die gebruikt werd om insecten te bestuderen nog heel wat minder geavanceerd was.

Samenvatting van Gerrine, uit vwo 6, op scholieren.com.
Erik Pinksterblom ligt in zijn bed, maar hij probeert niet in slaap te vallen, omdat hij het gevoel heeft dat er iets bijzonders gaat gebeuren. In gedachten herhaalt hij wat hij die middag geleerd heeft uit ‘Solms’ Beknopte Natuurlijke Historie’, want de volgende dag heeft hij een proefwerk over de insecten. Hij bekijkt het schilderij ‘Wollewei’, waarop een weiland met schapen, een herder en allerlei mogelijke insecten staan afgebeeld. Erik bedenkt dat het fijn zou zijn om in de wereld van het schilderij te leven; er zijn immers geen verplichtingen. Opeens ziet hij de schilderijen van grootvader en grootmoeder Pinksterblom bewegen. Zijn grootmoeder stapt uit haar lijst en vertelt hem dat alle schilderijen leven, ook ‘Wollewei’. Dan wordt Erik plotseling steeds kleiner, zo klein dat hij in het schilderij kan stappen. Zo komt hij terecht in de wereld van het schilderij, het land Wollewei. 

Hier ontmoet Erik allerlei insecten. Als eerste komt hij in contact met de wespenfamilie Van Vliesvleugel, een adellijke familie die benadrukt dat het hebben van adellijk bloed belangrijker is dan het hebben van geld (hoewel dat natuurlijk wel handig is). Na een gezamenlijke maaltijd vliegt Erik per hommel naar een hotel, waar hij de nacht kan doorbrengen. De eigenaar van het hotel is een slak en het hotel zelf is het huis van een reuzenslak uit de ijstijd. Erik verbaast de hotelgasten door, zonder dat ze zich voorgesteld hebben, te weten wie ze zijn. Ze zijn allemaal erg benieuwd naar de inhoud van ‘Solms’ Beknopte Natuurlijke Historie’: doen ze het wel zoals het in het boekje staat? Maar al snel zijn de insecten weer slechts geïnteresseerd in zichzelf. Dan ontmoet Erik een vlinder, die erg aardig blijkt te zijn. Hij neemt de vlinder in vertrouwen en deze belooft dat hij Erik zal helpen bij het terugvinden van de lijst van het schilderij. Samen hebben ze een erg plezierige tijd, maar de lijst vinden ze niet. De vlinder verlaat Erik als hij verliefd wordt op een vlindermeisje en kort daarna met haar trouwt. Erik is weer alleen. Hij heeft honger, en hoe havenlozer hij eruit ziet, hoe brutaler de insecten zich tegen hem gedragen. Dan ontmoet hij een doodgraver, die hem uitnodigt voor de maaltijd. 
De familie wordt echter opgegeten door een mol en Erik vervolgt zijn zwerftocht weer. Hij ontmoet een regenworm, die zo kronkelt dat hij een onontwarbare knoop in zichzelf legt, en komt in contact met een grote mierenkolonie. Hier wordt hij gastvrij onthaald; de mieren hebben al over hem gehoord en zijn benieuwd naar zijn kennis uit Solms. Erik blijft een tijdje bij de mieren, maar tijdens een feestelijke maaltijd wordt het hem teveel. Hij begint te huilen van heimwee. De mieren beloven hem dan te helpen met het vinden van de lijst. Met z’n allen trekken ze er de volgende dag op uit. Echter, onderweg komen ze een ander mierenleger tegen en er ontstaat een veldslag. Tijdens het gevecht krijgt Erik een straal mierenzuur in zijn ogen…en als hij zijn ogen weer opendoet, zit hij rechtop in zijn bed. Het lijkt een droom te zijn geweest: de schilderijen houden zich roerloos, geen van zijn huisgenoten heeft hem gemist en het proefwerk over insecten heeft hij diezelfde dag. Dit proefwerk maakt hij echter erg slecht, omdat hij dingen opschrijft die niet in Solms staan. Erik hoopt dat hij ooit nog eens terug mag gaan naar de wereld van ‘Wollewei’, maar het wonder gebeurt nooit weer. 

A. Perspectief
Erik of het klein insectenboek wordt verteld door een verteller. Het is volgens mij geen alwetende verteller (of anders houdt hij dingen achter), dus is het geschreven in een personaal perspectief, met Erik als die persoon.
Ik denk dat dit een goede keuze is geweest.

Dit is het stukje nadat Erik bij de familie Vliesvleugel (wespen) een loflied over de bijen heeft gezongen:
‘Er komt nog een stukje aan,’ zei Erik hijgend, (want hij had het lied vol vuur gezongen), ‘maar u hebt nu tenminste een indruk hoezeer wij, mensen, de bijen hoogschatten.’ Hij keek rond om de toejuichingen van de familie in ontvangst te nemen, doch tot zijn grote ontsteltenis volgde er een diep zwijgen. Ieder keek op zijn bord neer, en meneer P. stond zelfs op en ging de kamer uit.
‘Meneer Pinksterblom,’ sprak mevrouw Van Vliesvleugel na enige stilte, ‘ik geloof dat uw goede bedoelingen boven alle twijfel verheven zijn. Doch u hebt ons allen pijnlijk getroffen.’
‘Het spijt me verschrikkelijk,’ stamelde Erik.
Er volgde een tijdlang stilte. Ditmaal was het meneer Van Vliesvleugel die het woord nam: ‘U hebt een loflied gezongen, meneer Pinksterblom, op die tak van onze familie waarop ik reeds eerder zinspeelde.’
‘De Liesheuveltjes?’ vroeg Erik verschrikt.
‘De Liesheuveltjes,’ knikte meneer Van Vliesvleugel, ‘uit uw verbazing blijkt uw goede trouw. Ik beschouw het incident als gesloten. Wilt u mij de stuifmeel even aanreiken?’

Nu zal ik dit herschrijven vanuit ik-perspectief, met mevrouw Van Vliesvleugel als hoofdpersoon.

‘Er komt nog een stukje aan,’ zei Erik hijgend, ‘maar u hebt nu tenminste een indruk hoezeer wij, mensen, de bijen hoogschatten.’ Een diep zwijgen volgde, terwijl Eriks gezichtsuitdrukking betrok. Tot mijn schrik stond meneer P. op en liep hij de kamer uit.
‘Meneer Pinksterblom,’ zei ik om hem toch enigszins op z’n gemak te stellen, ‘ik geloof dat uw goede bedoelingen boven alle twijfel verheven zijn. Doch u hebt ons allen pijnlijk getroffen.’
‘Het spijt me verschrikkelijk,’ zei Erik alleen maar.
Er volgde een tijdlang stilte. Nu nam mijn man gelukkig het woord: ‘U hebt een loflied gezongen, meneer Pinksterblom, op die tak van onze familie waarop ik reeds eerder zinspeelde.’
‘De Liesheuveltjes?’ vroeg Erik, een raar gezicht trekkend.
‘De Liesheuveltjes,’ knikte Hendrik, ‘uit uw verbazing blijkt uw goede trouw. Ik beschouw het incident als gesloten. Wilt u mij de stuifmeel even aanreiken?’

Deze versie lezend heb je waarschijnlijk heel wat minder empathie met Erik.


Vervolgens leek het me wel leuk om te proberen in een scène wat verschillen te maken door gebruik te maken van het auctoriaal perspectief. Ik gebruik hiervoor een fragment dat zich iets na het vorige afspeelt.

‘Dat komt mooi uit,’ sprak meneer, ‘een bassist hebben wij niet. Wilt u ons maar volgen?’
In de kamer ernaast aangekomen, zag Erik tot zijn grote schrik dat de instrumenten uit levende bromvliegen bestonden, die op hun rug op tafel lagen, de pootjes in de hoogte, en een snaar over hun buikje gespannen.
‘Zijn jullie gestemd?’ vroeg meneer Van Vliesvleugel, met zijn strijkstok op een van de vliegen tikkend.
‘Jawel meneer,’ antwoordde deze onderworpen, ‘maar ik geloof dat ik iets gezakt ben. Als u mij even wilt aanspannen?’
Meneer Van Vliesvleugel draaide de snaar een slagje aan en streek: het klonk zeer welluidend.
Uw instrument staat daar, in de hoek,’ sprak de wesp.
Erik draaide zich om en zag tot zijn schrik een geweldige bromvlieg schuin tegen de muur staan. Hij reikte Erik zelf de strijkstok aan. ‘Wilt u in het begin een beetje zacht strijken, meneer,’ verzocht hij eerbiedig, ‘ik sta hier al een half jaar zonder dat er op mij gespeeld is, en ik moet er even in komen.’ Na deze woorden ging hij op zijn rug liggen en wachtte berustend af. Erik beefde zo, dat hij de stok liet vallen; er stonden twee tranen in zijn ogen.

Nu zal ik het herschrijven met een alwetende verteller.

‘Dat komt mooi uit,’ sprak meneer, ‘een bassist hebben wij niet. Wilt u ons maar volgen?’
Erik volgde hem nietsvermoedend naar de kamer met de instrumenten: levende bromvliegen, die op hun rug op tafel lagen, de pootjes in de hoogte, en een snaar over hun buikje gespannen.
Hij ging naar binnen en schrok.
‘Zijn jullie gestemd?’ vroeg meneer Van Vliesvleugel, met zijn strijkstok op een van de vliegen tikkend.
‘Jawel meneer,’ antwoordde deze onderworpen, ‘maar ik geloof dat ik iets gezakt ben. Als u mij even wilt aanspannen?’
Meneer Van Vliesvleugel draaide de snaar een slagje aan en streek: het klonk zeer welluidend.
De wesp had voor Erik een geweldige bromvlieg uitgezocht, die hij Erik aanwees: ‘Uw instrument staat daar, in de hoek.’ De bromvlieg reikte Erik zelf de strijkstok aan. ‘Wilt u in het begin een beetje zacht strijken, meneer,’ verzocht hij eerbiedig, ‘ik sta hier al een half jaar zonder dat er op mij gespeeld is, en ik moet er even in komen.’ Erik zou hier echter al snel niet meer aan denken. Nadat de bromvlieg dit gezegd had ging hij op zijn rug liggen en wachtte berustend af. Erik beefde zo, dat hij de stok liet vallen; er stonden twee tranen in zijn ogen, waar een paar minuten later meer reden voor zou zijn.

Door het auctoriaal perspectief weet je al veel verder van tevoren dat er hoogstwaarschijnlijk iets mis gaat gaan, en weet je dingen al voordat Erik ze zelf weet.